Laat één ouder één taal spreken. Eén van jullie spreekt Nederlands en de ander spreekt de moedertaal. Heb je een gezin met maar één ouder? Spreek dan één taal per situatie.
Begin direct vanaf de geboorte met het spreken van de twee talen.
Voer de gekozen aanpak consequent door. Zo is het voor je kind altijd duidelijk wanneer welke taal wordt gesproken.
Bied je kind een grote woordenschat aan door voor te lezen en veel met je kind in gesprek te gaan. Zing bijvoorbeeld ook liedjes met je kind. Of kijk samen naar educatieve televisieprogramma’s. Je kind komt met goede educatieve televisieprogramma’s in aanraking met een goede uitspraak van de Nederlandse taal.
Beheers je een goede uitspraak en woordopbouw? Is je zinsopbouw redelijk voldoende? Dan spreek je voldoende goed Nederlands.
Toekomstige spellingsproblemen voorkom je (zo goed als mogelijk) door je kind de klanken van de taal goed aan te leren. Zegt je kind ‘Joef?’ in plaat van ‘Juf’? Dan schrijft je kind waarschijnlijk ook ‘Joef’.
Is (en blijft) de Nederlandse uitspraak van je kind onvoldoende? Dan is het raadzaam logopedie in te schakelen.